Zeilend langs Zuid-Amerika, naar Antarctica

De wilde jaren 1999 en 2000!
Ik hoef er geen foto’s van het schip bij te plaatsen. De zeiltjes versieren mijn blog rondom.

25 november 1999
Van vorige reizen wist ik het nog wel, maar nu ik even via internet een glimpje van het Nederlandse nieuws opvang, weet ik weer helemaal precies waarom weggaan zo verslavend is. Wat een geluk. Niet meer elke dag het belangrijkachtige gebabbel van politici moeten horen, over die paar vierkante kilometer flats en asfalt. Niet meer het gelamenteer van circa zestien miljoen zieligerds, elk met hun belangengroepje om een half procent loonsverhoging, erkenning van de eigen culturele dittemedat of recht op WAO vanwege een gekrenkte pink.

De wereld is zo wijd en wonderschoon, wat zul je avond aan avond in je woonkamertje naar je televisietje zitten turen naar andere mensjes die ook in zo’n woonkamertje zitten? Waar miljoenen Nederlanders zo’n ophef over maken, dat een bosje mensen zich vrijwillig een paar maanden op laat sluiten, is de normaalste zaak van de wereld voor miljoenen zeelui.

Ik werk tijdelijk op ‘De Oosterschelde’, de driemastschoener uit de Rotterdamse Veerhaven, die nu van Rio de Janeiro naar Buenos Aires zeilt. Daar zitten we met veel meer mensen op minder vierkante meters, zonder uitloop naar een tuin. En toch hoeft er niemand in een apart hokje met een psycholoog te gaan zitten smoezen. Niemand jankt.
En niemand hangt zich in domme bankstellen te vervelen, bij wijze van amusement. De afgeslotenheid van de buitenwereld is hier tenminste echt. Op de langste reizen ziet de bemanning soms zes weken geen land.

De afstand tot de bewoonde wereld is dan zo groot dat bij calamiteiten geen enkele concrete hulp mogelijk is, hooguit radiocontact. Tot vorige week was er een groepje gasten aan boord voor wie speciaal deze geïsoleerde omstandigheid uit was gekozen, juist omdat het een therapeutisch effect zou kunnen hebben. Zes weken lang voeren elf jongens en meisjes mee die, hoe zeg je dat het vriendelijkst, wat problemen hebben met zichzelf en de maatschappij. In vroeger tijden zouden ze allang gekielhaald zijn, maar nu worden er tonnen aan welzijnswerk ingepompt om er nog wat van te bakken.

De bedoeling was dat ze aan boord een cursus zouden volgen, zodat ze later met een leuk diplomaatje werk kunnen vinden. En ze moesten mee wachtlopen, om eens te ervaren wat dat is, werken, vaste tijden, discipline. Goed, het schip is niet helemaal kapot gemaakt, en er is niemand dood, al moest de vorige kok zijn messen wel verbergen.
Ze gingen ook nog op bezoek bij collegaatjes in de sloppenwijken van Rio, eveneens in een heropvoedingsproject. Er bestaat geen schokkender tegenstelling tot de Nederlandse verwendheid. Een groot deel van de kinderen daar haalt de dertig niet. Dan zijn ze vermoord, door elkaar of door de politie.

Nu hebben we Rio achter ons gelaten, en verse, bedaagdere gasten aan boord. Met tien dagen eenzame opsluiting voor de boeg, zonder camera’s natuurlijk, zonder Hummie van de Tonnekreek, zonder psycholoog. Het zullen de wolken wel zijn, die het idee dat een tiep met een universiteitsdiploma in de psychologie iets zinnigs over het leven zou kunnen zeggen ridicuul maken.

En de golven, die combinatie van zoete zilte zoute geuren met die onbeschrijflijk uitgebreide waaier van kleuren. En het alleen zijn te midden van lucht en water.
Altijd diezelfde twee, die grote boven je, en die grote onder je.
Die altijd en altijd veranderen, van kleur verschieten, heftig van temperament wisselen, fluisteren, bulderen, spiegelglad zijn of bokken.
De zee, de zee, die eindeloze deining waarin de ziel zichzelf weerspiegeld ziet. Geen betere psychiater dan de zee. Zo ver de oceaan op als ik nu ben, hoeft een Nederlander helemaal niet te gaan. Waarom zijn de Hollandse kusten in november eigenlijk zo oneindig veel stiller dan in de vet-walmende zomermaanden?

9 december 1999
De wind kan hier ineens 180 graden draaien, of vanuit het niets aanzwellen tot windkracht tien. In Buenos Aires hadden we twee Nederlandse meisjes die langs de haven liepen omgepraat om mee te zeilen, al weifelde er eentje, uit angst om zeeziek te worden.
Terecht, want nog geen halve dag buitengaats begon het te stormen.
Het schip maakt dan bewegingen als een heel groot hobbelpaard.
Leuk als je achterop zit, dan is het net of je aan het mennen bent, door bergen en dalen, maar in bed kan er niet geslapen worden zo wild gaat het eraan toe.
Eerst word je gehusseld, dan opgetild om als een zak aardappelen neergekwakt te worden, onophoudelijk. Net turbulentie in een vliegtuig. Alleen houdt dat na een tijdje op en blijft dit doorgaan ook al kun je niet meer.

Na twee dagen ben je wel ingeschommeld, zoals dat heet, dan zitten de golven in je lichaam en voelt het aan als wiegen, als een baby in je moeders armen, maar de meeste gasten zijn dan toch de uitputting nabij.
Zelf dacht ik ook wel dat dit het einde van mijn carrière als scheepskok zou betekenen als zulk weer aan zou houden. Elke handeling kost tien keer zoveel inspanning en om de haverklap vliegt er iets door de keuken wat eigenlijk in een pan zou moeten zitten. En als het diner eindelijk toch gelukt is, komen er alleen een paar diehards eten.

En dan ineens verdwijnt de wind, neemt de golfslag af en begint er een dag als uit een vakantiefolder. Voor zonsopgang worden we verrast door een enorme school dolfijnen, meer dan honderd moeten het er zijn, die een kwartiertje naast ons meespringen.
Steeds vaker zwemmen er dolfijnen mee, vaak vlak voor het schip uit waar ze spelletjes spelen in het boegwater, en ook talloze zeevogels zweven af en aan. Zo wonderschoon dat elke beschrijving de werkelijkheid tekort zou doen. Een verdwaalde valk reist een tijdje mee in de ra, en ineens is daar ook een piepklein vinkje. Waar het vandaan komt, zo honderdvijftig mijl uit de kust, is een raadsel. Het laat zich kruimeltjes voeren en is dan ook plotseling weer weg.

We varen door een gigantische dierentuin, zonder hekken of hokken, waar de dieren zo ongelooflijk mooi en vrij zijn dat je je afvraagt hoe de mens erbij komt om dolfijnen te stelen en in bassins kommervol te laten dobberen tussen new age-types, of vogels in kooien waarin niet gevlogen kan worden ten toon te stellen.

In Uruguay zagen we een leuke vrijwillige symbiose tussen mens en dier.
Vissers die dagelijks aan de haven hun vis staan te fileren worden in de gaten gehouden door families zeeleeuwen. Snuivend, boerend en buitelend wachten ze op visafval, en als het niet snel genoeg komt, springen ze met hun honderden kilo’s zware lichamen brutaal maar elegant de anderhalf meter hogere kade op, voor niemand bang, al laten ze zich door jaloerse vissershondjes weer het water inkeffen.
Ik wil zo’n dier helemaal nooit meer in een circus zien.

Grappig van in zuidelijke richting varen is dat het niet alleen steeds korter donker wordt, maar ook steeds langzamer. Het schitterende morgen- en avondrood duurt langer.
En de nacht is hier echt pikdonker. Omdat er geen licht- of luchtvervuiling is, zijn sterren en planeten veel beter te zien dan in Nederland.
Behalve Venus als ochtendster lichten ons ’s nachts Mars, Jupiter en ook de verre Saturnus bij. Met de gewone vogelkijker zijn zelfs manen van Jupiter te onderscheiden.
We zitten nu op 40.25 graden zuiderbreedte en 57.38 westerlengte.
Nog 1030 mijl te gaan tot Ushuaia, het voorlopig volgende doel.

16 december 1999
Tijdens een katabatische storm was het toetsenbord gevallen. Vier letters en een cijfer deden het niet meer: h, j, n, u en de 6.
Toch moest er een stukje naar de krant worden gemaild. In m’n wanhoop verving ik elke kapotte letter door een code. En de knapperd die het verhaaltje ontving wist het toen te herstellen. Hier kun je lezen hoe de tekst eruit zag.

Ik zag vonken overvliegen toen ik vannacht aan dek kwam, maar het waren de sterren die wild heen en weer schoten omdat het schip zo slingert. Het stormt weer behoorlijk nu we Le Maire-straat naderen. We maken een tocht langs historische Nederlandse namen die zo verspaanst zijn dat plaatselijke bewoners niet meer weten wat de oorsprong is.

Door Estrecho de le Maire passeren we het Isla de los Estados en laten Bahia Nassau en Cabo de Hornos voorlopig even links liggen. Een van de Argentijnen die met ons meevaart houdt vol dat Cabo de Hornos ‘Kaap van de Ovens’ betekent, omdat de autochtone Vuurlanders zulke grote vuren maakten.
Terwijl hij echt naar de Noordhollandse stad Hoorn is genoemd, waar de geldschieters woonden die de expeditie van Jacob le Maire financierden.

Omdat de Oostindische Compagnie het monopolie had over de Straat van Magalhaes zocht Le Maire in 1616 naar een andere doorgang van de Stille naar de Atlantische Oceaan, en ontdekte toen wat hij Kaap hoorn noemde, en nog wat woeste wateren en kale eilanden, die hij naar goed gebruik vernoemde naar autoriteiten, zoals Oranjebaai en Nassaubaai, en Stateneiland naar de Staten Generaal die hem vergunning verleenden voor zijn ontdekkingsreis.

Als je leest wat zich hier een paar eeuwen geleden in het zuidelijkste puntje van Zuid-Amerika heeft afgespeeld, krijg je wel een brok in de keel.
Zo’n storm als we nu hebben was niet het probleem voor de oude zeilschepen. Zoals mijn dochter aan het roer zegt: dan stuurt het schip als een eitje.
Maar zonder GPS, radar en helemaal zonder motor waren ze bij windstilte aan de golven en de stromingen overgeleverd en strandden of sloegen op de rotsen stuk.

Mijn bewondering voor het lef van de oude zeehelden groeit deze reis enorm.
Wonderlijk dat de voortrekkersrol die Nederlanders ooit in de zeevaart speelden zo verbleekt is. Portugezen en Nederlanders zijn feitelijk in wat toen Terra Australis Incognito heette overal als eerste geweest, maar de Spanjaarden en de Engelsen waren kennelijk daadkrachtiger en doelgerichter en hebben het meeste ingepikt en met hun cultuur beïnvloed.

Twee-en-halve eeuw na Magalhaes en anderhalve na Le Maire kwam Captain Cook lustig langs gevaren om de boel officieel voor Engeland te annexeren en in kaart te brengen. Restant van die belachelijke megalomanie zijn de Falkland Islands, die we net achter ons gelaten hebben, voor welk bezit mevrouw Thatcher nog tig Argentijnen de dood heeft ingejaagd.

De dood heeft in deze streken sowieso eeuwenlang stevig huisgehouden.
Matrozen vielen uit de mast, stuurlui sloegen overboord, muiters werden opgehangen. Maar de meeste slachtoffers vielen (natuurlijk) onder de inlanders. Magalhaes gaf de Patagoniërs hun naam, ‘Grootvoeters’, omdat zij zulke grote voeten hadden, of eigenlijk poten, want pata is dierenpoot. Dat tekent de visie van de ontdekkingsreizigers op inheemse volkeren: het waren niet echt mensen.
We varen nu het Beagle-kanaal in, genoemd naar het schip waarmee Charles Darwin hier begin vorige eeuw rondtoerde. Darwin schijnt op het idee voor de evolutietheorie gekomen te zijn toen hij de autochtone Vuurlanders zag, die ondanks de koude geheel naakt liepen, met lange zwarte manen. Hij schrijft er weinig vleiend over, en zag ze als een soort tussenvorm tussen mens en aap.

Zowel Patagoniërs als Vuurlanders zijn deskundig uitgeroeid. Maar verder zien deze landschappen er, in tegenstelling tot de meeste andere gekoloniseerde gebieden er grotendeels nog net zo uit als toen de ontdekkingsreizigers ze voor het eerst zagen.
Omdat ze voor de aangeklede aap zo onbewoonbaar zijn gelukkig.
Wijd, ruig en eenzaam.

30 december 1999
Paradise Bay heet het waar we nu voor anker liggen. De naamgever moet, net als wij, verpletterd zijn geweest door de schoonheid en de leegte hier, maar heeft zich toch zeven dagen verrekend: woest en ledig is het, een complete ijswoestijn.
Zwarte rotspieken met daartussen brede gletsjers, een en al witte, barstende wanden omringen ons. Met een lawaai als van onweer donderen er brokken af tot ijsbergen die onwaarschijnlijk lichtgevend turquoise en ultramarijn zijn, in water dat steeds verandert van groen naar indigo naar loodgrijs.
Samen met de roserood-oranje hemel in de kleine uurtjes zorgt dit kleurenspel ervoor dat we geen vuurwerk nodig zullen hebben, morgen.

Vuurpijlen mogen overigens niet eens afgestoken worden op Antarctica. Goddank. Eindelijk een jaarwisseling verstoken van die zinloze en geldverslindende herrie en derrie.
Er wordt naar gestreefd dit continent vrij van vervuiling te houden. Geen peuk, geen klokhuis mag overboord. Al ons afval wordt opgespaard tot we weer terug in de bewoonde wereld zijn. Dat leidt tot wonderlijk corvee als yoghurtbekertjes en vleesverpakkingen uitwassen voor ze de vuilnisbak ingaan – tegen het stinken – en het platslaan van blikjes – met een moker op een hakblok op het voordek – om ruimte te besparen.

Vuurwerk zullen we morgen trouwens ook niet missen om de eenvoudige reden dat het hier in het geheel niet donker wordt. Al die plaatsen elders, waarvoor men al twee jaar reclame maakt dat je daar moet wezen om het eerste licht van het jaar 2000 te spotten, zoals Gisborne, ‘the first city to see the light’ en de Chatham-eilanden, of de vliegtuigen vol rijke kickzoekers die het ochtendgloren van 1 januari gaan volgen, zitten ernaast: alleen wij hebben het eerste licht, en wel exact om 00.00 uur, want hier gaat de zon niet onder.

Omdat ik geboren ben op 21 juni, heb ik wat met de langste dag op het noordelijk halfrond. In Finland, waar mijn moeder vandaan kwam, is dat een feest waarvoor men opblijft om de zon te zien dalen en weer opkomen zonder dat hij achter de horizon verdwijnt. Dan wordt het dag zonder dat het nacht is geweest. Net zoals wij hier op dit moment meemaken, in de zomer van het Zuidpoolgebied.

Er varen geen moslims met ons mee, dus niemand kan uitleggen hoe Allah zich het naleven van de Ramadangeboden in de poolstreken heeft voorgesteld. Maar ongetwijfeld bestaan er gewiekste theologen die daar een mouw aan weten te breien. Ik hoor dat graag en keer. Wel hebben we een gast die speciaal deze reis heeft uitgekozen om het millenniumprobleem te ontvluchten. Jaren heeft hij zich beroepsmatig bemoeid met de oplossing ervan, wat volgens hem niet overal even goed gelukt is. Hij beweert dat het allemaal veel erger is dan in het nieuws mocht komen. Dus zocht hij een plek op aarde om oud en nieuw te ontlopen, waarvan hij zeker wist dat er niets versjteerd kon worden door computers. Antarctica dus. En dan niet met zo’n modern cruiseschip mee, die hier ook rondvaren, maar op de goede oude ‘Oosterschelde’ uit Rotterdam, een zeilschip dat tachtig jaar geleden ook al werkte, zonder welke onbeheersbare moderne technologie dan ook. Ik heb geen zin hem te geloven, tenslotte wachten er nog lieve familieleden en vrienden op me in die verre, gevaarlijke beschaafde wereld. En ik houd ook niet van de mentaliteit om lekker voor jezelf te zorgen terwijl de rest van de mensheid mag vergaan. Vanaf het einde van de wereld, het zuidelijkste puntje van deze aardbol, wens ik iedereen dus een goed begin van 2000, zonder enig eng probleem. En ga nog even door met het genieten van onze eigen nietigheid te midden van deze onbeschrijflijke machtige schoonheid en verlatenheid.

5 januari 2000
Wie waren Roelof Arends en Hendrik Ido, waar respectievelijk een veen en een ambacht naar heten? Vergeten grondbezitters uit vervlogen tijden, maar hun naam is vereeuwigd op de landkaart.
Behalve koninklijke personen en ingenieur Lely heeft niemand recent een plaats naar zichzelf vernoemd gekregen. In Nederland dan, maar op Antarctica waar ik tijdelijk verzeild ben geraakt maak je nog veel kans. Al zijn de grote lappen ijs dan vergeven, de kaart toont zeer veel witte plekken omzoomd door stippellijntjes waarin ‘unsurveyed’ staat. Een verklarende atlas vertelt dat je slechts fotograaf of notulist hoeft te zijn bij een expeditie die zulke gebieden inventariseert om voor altijd een bergtop of gletsjer op je naam te krijgen. Beroemd met niks!
De naamgeving is hier dus chaotisch en soms belachelijk. De eerste ontdekkingsreizigers noemden alles naar zichzelf, naar hun schip, hun vrouw en hotemetoten uit eigen land, zelfs onze Wilhelmina heeft een baai.
Of de datum waarop ergens geland werd bepaalde de naam: Cape Christmas, Circumcision Island (kerkelijke feestdag van Jezus’ besnijdenis), of een indruk of een gemoedstoestand: Deception, Confusion, Hope.
En ook wel dieren: Elephant Island, Whalers Bay. Want de korte geschiedenis van Antarctica is doorspekt, om een toepasselijk werkwoord te gebruiken, met misdaden tegen de dierenwereld. Vanaf het eerste moment dat stukjes land ontdekt werden, arriveerden er bontjagers om de zeehonden uit te moorden, en toen dat bijna gelukt was de walvisjagers die er op het hoogtepunt van hun bedrijf zo’n 40.000 per seizoen in hun kookpotten verwerkten, waarvoor ze de vuren opstookten met levende pinguïns, wier vet zo lekker brandt.

Het is het bekende verhaal van hebzucht, roof en moord, dat ondanks het lofwaardige Antarctische Verdrag nog doorgaat. Dit verdrag, door een kleine vijftig landen ondertekend, bevriest de claims die op het bevroren continent gedaan worden, bant militaire activiteiten, ‘regelt’ jacht en visserij en stimuleert vreedzaam internationaal wetenschappelijk onderzoek.
Om daar stemrecht in te krijgen, zette Nederland tien jaar geleden ook een wetenschappelijke expeditie op. Door bezuinigingen op en gehakketak tussen ministeries was die weer snel van de baan, maar ons stemrecht is tenminste binnen. Echt Hollands koopmanschap: veel halen, weinig betalen.
Andere landen die net zo ver of verder verwijderd liggen van het Zuidpoolgebied en veel armer zijn dan Nederland hebben hier wel onderzoeksbases. Zo bezochten we elf Oekraïners, ozonlaag-specialisten, die meteen gezellig op tegenbezoek kwamen. Gastvrijheid krijgt in zulke barre streken veel uitbundiger proporties dan thuis.
Een van de twee Engelsen die we vervolgens aandeden, wier werk het is om pinguïns te tellen, bleef de oudejaarsnacht tot zes uur ‘s morgens meefeesten.
Net als de Australische zeiler die hier in z’n dooie eentje de poolwinter heeft doorgebracht, en nu bijna weg kan, als het ijs ver genoeg gesmolten is. Een man met onbegrijpelijke lef, die het bestaat zijn scheepje in te laten vriezen in de zekerheid dat niemand weet waar hij is, en dat er in de verste verten acht maanden lang niemand langs zal komen. Hij redde het met zijn brandstof door maar zes uur per week te stoken, voor de rest was de temperatuur in zijn kajuit steeds tien graden onder nul. Nu wil hij de Noord-Westpassage gaan bevaren, ook zo’n traject waar drie van de vier schepen invriezen voor ze erdoor zijn. En dat alles zonder sponsors of publiciteit à la Ronald Naar. Een kluizenaar, en een originele held.
Daarbij vergeleken ben ik een zeer decadente toerist, die volgende week het vliegtuig pakt naar de centrale verwarming. Dan is mijn Antarctica-avontuurtje afgelopen. En schrijf ik weer gewoon vervelende columns over vervelend Nederlands nieuws.

27 april 2000
Brazilië bestond vorige week vijfhonderd jaar. Een feit dat serieus genoeg was voor grote feesten en het oprichten van artistieke gedenktekens. Het land zelf is natuurlijk zo oud als de wereld, en door mensen bewoond wordt het ook al duizenden jaren, maar in april 1500 stapte hier een Portugees van boord – onderweg naar India verdwaald – om te constateren dat er bruikbaar ‘pau do brasil’ groeide, hout waar rode verfstof van gemaakt werd, dat daarna decennia het enige exportproduct was, om zijn naam aan het hele gebied te geven dat vervolgens eeuwenlang geteisterd werd door het beruchte trio Roof, Moord & Evangelisatie. Namens de grote zeevarende mogendheden, inclusief de Nederlanden, die onderling fanatiek landjepik speelden waardoor sommige delen van Brazilie zomaar een tijdje Nederlands zijn geweest.
Heel verbaasd waren we aan te leggen in de haven van Recife (ik zit weer een tijdje als scheepskok op zee) om op vijftig meter lopen de opening van een expositie mee te maken over de Hollandse invloed op deze stad, die prins Maurits eert als ‘onze stichter’. Maar of Maurits hier ooit zelf geweest is? In 1630 lukte het een paar Hollanders om Olinda, de eerste Braziliaanse hoofdstad, op de Portugezen te veroveren. Ze bouwden er een prachtig bastion dat nog steeds Fort Orange heet, en nog een paar van die typisch Hollandse bolwerken ter hoogte van recife, Portugees voor een rif. Bloeiende handel maakte daar al gauw een klein stadje van maar een kwart eeuw later pikten de Portugezen alles weer van ‘ons’ af.
Het telefoonboek van het tegenwoordige Recife kent echter nog opvallende Nederlandse achternamen, en het nabijgelegen Olinda wordt gerestaureerd met Nederlands geld. We kunnen melden dat deze ontwikkelingshulp welbesteed is. Het is zo’n werelderfgoed-project. Schitterende zeventiende-eeuwse architectuur, huizen van gekleurd fondant met slagroomkrullen.
Maar een groot deel van de mensen die tussen dat moois rondlopen is arm op een manier die wij in Europa nauwelijks meer kennen. Je hart breekt bij het zien van de straatkinderen, peuters soms nog, totaal ‘Sans famille’. Toch blaken ze van levenslust en bedenken komische en slimme trucs om je van je geld af te helpen, en terecht want wij zijn belachelijk rijk.
Het aardigst vond ik jongens die dubbeltjes op kunnen duiken die je in het water moet gooien. Daar wil je je complete portemonnee-inhoud wel aan kwijt. Maar zo sterft het van de mensen die je geld wilt geven, die hun handigheid demonstreren of goedhartige dienstjes aanbieden.
Armoede maakt geweldig inventief. Of misdadig. Hele stadsdelen zijn taboe voor toeristen omdat daar doorheen lopen gelijk staat aan een > poging tot zelfmoord. We sloten vriendschap met een heel oud omaatje dat we zo mee naar huis wilden nemen om voor altijd in de leunstoel naast de kachel te vertroetelen. Elke dag kwam ze met haar naaimandje op de kade zitten om al onze kleren te verstellen met nette kleine steekjes. Ik ben verliefd op de Brazilianen. Zelfs als mensen hier oud, dik, arm of lelijk zijn, zijn ze mooi want ze bewegen mooi, hun hoofd staat sierlijk op hun romp, hun weinige kleren zwieren elegant.
Toch zijn we alweer vertrokken. Via dezelfde route die Robinson Crusoe volgde toen hij slaven wilde gaan halen voor zijn Braziliaanse plantage, alleen werd hij tegen zijn zin in door een storm in de richting gedreven die wij kiezen te gaan: naar Tobago. Het zou leuk zijn als we onderweg nog meer koloniale resten konden bekijken, we varen tenslotte langs Suriname. Alleen moeten we een paar honderd mijl uit de kust blijven: bij de zeevarende gemeenschap staan ons voormalige rijksdeel en zijn buurlandjes bekend om hun piraten.

Dit verhaaltje vind ik tenslotte ook nog een heel grappige herinnering: over het reislustige beertje

Over Selma

Maarten Lutherschool 1958
Dit bericht werd geplaatst in Bootjes, al wat drijft of vaart, Uncategorized en getagged met , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

11 reacties op Zeilend langs Zuid-Amerika, naar Antarctica

  1. Corline zegt:

    Ach, dat is nou toch leuk. Zie ik hier zomaar ‘het reislustige beertje’ voorbijkomen. Ooit knipte ik die column uit Trouw, kocht een beer, nam hem mee naar school en stelde voor aan mijn groep 8 om die beer te laten reizen. Nadat we hem Georgeo hadden gedoopt werden er voorbereidingen getroffen om hem mee te nemen op vakantie. Er werd een paspoortje gemaakt, hij kreeg een jasje, een rugzakje, een portemonneetje, een dagboek. Voor in het dagboek hebben we een kopie van de column geplakt. Georgeo is vaak mee geweest op ‘reis’. Het eerste dagboek is volgeschreven, getekend en geplakt. Hij stuurde altijd een ansichtkaart naar de klas en de verhalen werden altijd voorgelezen. Er werden schitterende foto’s gemaakt. Hij bracht vreemde munten mee, schelpen, steentjes en souvenirtjes. Helaas was niet elke groep zo enthousiast en de beer zat een paar jaar werkloos in de boekenkast. Vorig jaar kwam een oudleerlinge op school werken; een leuke, enthousiaste juf. Toen ik dit jaar afscheid nam, heeft zij Georgeo geërfd. Nu wordt er weer om het reisbeertje gevochten. Zo zie je maar. Altijd Selma Schepel al eens willen bedanken voor de goeie tip. Bij deze!

  2. Selma zegt:

    Corline,
    wat een verhaal, ik val er helemaal stil van. Indertijd was ik zo verrukt van het beertje, toen er nog nauwelijks internet was. Het was toen zoiets nieuws, zo lief, het gaf kinderen ineens zo’n wijde blik op de wereld. We zijn nu tien jaar verder, en Geobeertje blijkt ineens een hopeloos opaatje. Maar heel erg bedankt voor je compliment achteraf!

  3. fulpsvalstar zegt:

    Met grote interesse gelezen maar………kan het zijn dat deze verhalen niet op de voorpagina van OBA terechtgekomen zijn? Anders is het niet te verklaren dat er maar een reactie is.
    Mocht dit het geval zijn….even bewerken en dan bijwerken.

  4. Selma zegt:

    Fulps,
    dank je wel,
    met grote interesse gedaan 😉
    En dank je dat je me attent maakt op het niet verschijnen op OBA.
    Heb het bericht herplaatst, maar het verschijnt weer niet.
    Geen idee hoe dat komt.
    Heb er een vraag over gesteld.

  5. berternste zegt:

    Prachtige verhalen, Selma.

  6. knutselsmurf zegt:

    Hier is het antwoord op je vraag :
    Je kapotte toetsenbord heeft kennelijk tekens geproduceerd waar wordpress niet tegen kan, althans het deel dat RSS-feeds in elkaar zet.

  7. knutselsmurf zegt:

    Je blog woont ook in de verkeerde tijdzone.

  8. Selma zegt:

    Dank je wel Knutselsmurf, bedankt voor je meedenken.
    Die tijdzone, tja, wat is tijd.
    Ik ga het even via een omweg herplaatsen, want ook al heb ik de tekentjes verwijderd, het blog verschijnt nog steeds niet op OBA.

  9. Pingback: Zeilen naar Onbekende Oorden | Er was eens…

  10. knutselsmurf zegt:

    Het blog staat al op OBA. Daar heb ik al voor gezorgd. Die tekentjes waren de oorzaak, maar er zitten er in deze tekst ook nog 2. Als je het opnieuw publiceert, gaat het weer fout.
    De hele OBA website staat trouwens op een machine die bij mij in de gang staat, dus ik kan overal bij. Tijdzone is een instelling van wordpress die default GMT is, terwijl wij in Europe/Amsterdam zitten.

  11. Selma zegt:

    Knutselsmurf,
    dank je wel voor alles.
    Die machine op de gang vol OBA is intrigerend!
    Hier staat alleen een kapotte stofzuiger en een zak oude schoenen.
    Die tijd, daar hebben anderen ook al eens over geklaagd.
    Ik zal m’n best doen ‘m te veranderen.

Schrijf hier je reactie